Wat is trombose of een longembolie?
Bloedstolling zorgt ervoor dat bij het beschadigingen van het bloedvat uw bloed stolt en het bloeden stopt. Soms stolt ons bloed spontaan in een bloedvat, dit heet trombose. Trombose is gevaarlijk omdat het de doorstroming van het bloed in uw lichaam belemmert. Ook kan (een gedeelte van) een stolsel los schieten van de bloedvatwand en door de bloedstroom worden meegevoerd. Zo’n losgeschoten bloedprop heet een embolie. Het kan een bloedvat geheel of gedeeltelijk afsluiten.
U heeft twee soorten bloedvaten: slagaderen en aderen. In beide kan een bloedprop ontstaan.
- Bloedprop in de slagaderen (arteriële trombose):
Door de bloedprop krijgt het weefsel of orgaan hierachter onvoldoende of geen zuurstof. Als dit weefsel niet via andere slagaderen voldoende zuurstof krijgt en het stolsel niet tijdig genoeg oplost, dan sterft het weefsel achter de trombose af. Dit stukje weefsel heet een infarct. Een bekend voorbeeld hiervan is een herseninfarct. Dit kan bijvoorbeeld bewusteloosheid, verlammingen of spraakstoornissen veroorzaken.
- Bloedprop in de aderen (diep veneuze trombose, ook afgekort als: DVT ): dit kan in alle bloedvaten gebeuren, maar is het meest voorkomend in het been, dat heet dan een trombosebeen. Het been wordt dan dik. Als een gedeelte van het bloedstolsel in het been losraakt en wordt meegevoerd met de bloedstroom kan dit terecht komen in de longen. Dit is een longembolie. Dan kan een deel van de long geen zuurstof opnemen en kan er een zuurstoftekort ontstaan. Afhankelijk van de plek en grootte van de trombose kan het levensbedreigend zijn.
Een diep veneuze trombose of longembolie kan verschillende oorzaken hebben. Soms spelen meerdere oorzaken een rol. Er is niet altijd een duidelijke oorzaak te vinden.
- Beschadigde bloedvaten
Oorzaak kan een operatie (bijvoorbeeld knie- of heupoperaties) of een ongeval. Het is dan belangrijk om goed te letten op symptomen van trombose* ook als u wordt behandeld met bloedverdunners. - Erfelijke factoren
Door een erfelijke afwijking (bijvoorbeeld een protrombinemutatie, Factor V Leiden-mutatie of een tekort aan antitrombine, proteine C of proteine S) kan uw bloed sneller stollen. - Anticonceptiepil
Vrouwen die al een trombose gehad hebben of een erfelijke afwijking hebben die de kans op trombose verhoogt, krijgen daarom vaak het advies om een andere vorm van anticonceptie te kiezen. - Langdurige bedrust bij ziekte
Bijvoorbeeld na een operatie of ongeval. Dit komt doordat dan uw bloed wat trager stroomt. - Zwangerschap
Tijdens de zwangerschap en in het kraambed verandert de samenstelling van het bloed door toename van vrouwelijke hormonen*. - Lange reizen
Tijdens een lange reis, waarbij u lang stil zit in auto, bus of vliegtuig kan. Door het langdurig zitten uw bloedstroom belemmerd worden en trager stromen. - Chemotherapie of hormoontherapie
Dit kan de samenstelling van het bloed zodanig veranderen dat u meer kans op trombose heeft*.
* Het is dan belangrijk om goed te letten op symptomen van trombose.
Alarmbellen: wanneer moet u contact opnemen?
- Bij symptomen die wijzen op bloedingen
- Bij symptomen die wijzen op een nieuwe trombose
Bij symptomen die wijzen op bloedingen
Door de behandeling van trombose heeft u een verhoogde kans op bloedingen. Daarom moet u bij de volgende symptomen direct contact opnemen met uw huisarts of de huisartsenpost:
- Urine rood van kleur, ontlasting gitzwart of bloed bij ontlasting.
- Bloedingen (bijvoorbeeld oogbloedingen)
- Uitvalsverschijnselen (bijvoorbeeld gestoorde spraak, uw arm of been niet goed meer kunnen bewegen)
- Plots ontstane, hevige pijn (bijvoorbeeld in uw buik)
- Plotseling meer dan vijf blauwe plekken of een blauwe plek die groter is dan de grootte van ongeveer een onderzetter
- Langdurige bloedneus (langer dan een half uur)
- Bloed ophoesten of bloed overgeven
Bij symptomen die wijzen op een nieuwe trombose
Iedereen die trombose heeft gehad, heeft na het stoppen met antistollingsmiddelen een verhoogde kans op een nieuwe trombose. Als u daarnaast ook kanker heeft, is deze kans nog groter. Hoe groot deze kans is, verschilt per persoon, per type kanker, per fase van de kanker en per behandeling.
Doordat u een verhoogd risico heeft op trombose, is het belangrijk om bij klachten die lijken op een trombose direct contact op te nemen met uw huisarts of huisartsenpost. Deze klachten kunnen zijn:
Voor een trombosebeen/arm
- Pijn (krampachtig of stekend) of zwaar gevoel in uw been of arm
- Vrij snel optredende zwelling aan een been of arm
- Warme huid
- Rode tot blauwachtige (en heel soms juist witte) verkleuring van de huid welke ook glanst
- Strakgespannen huid van uw been
- Het gevoel een zweepslag te hebben in de kuit
- Pijn in de benen bij het lopen, die afneemt bij stilstaan
- Lichte stijging lichaamstemperatuur
Voor een longembolie
- Plotseling opkomende en onverklaarbare kortademigheid
- Snelle ademhaling
- Pijn bij het ademhalen, zuchten en hoesten
- Pijn op uw borst
- Snelle hartslag, hartkloppingen
- Flauwvallen
- Bloed ophoesten
- Pijn tussen uw schouderbladen
- Niet goed liggend kunnen slapen
- Zwelling en pijn in uw been
- Benauwdheid
- Bleke gelaatskleur
- Transpireren
- Lichte stijging lichaamstemperatuur
- Plotseling ontstane prikkelhoest
U kunt de kans op een nieuwe trombose verkleinen door:
- Niet te roken
- Af te vallen bij overgewicht
- Voldoende te bewegen
- Geen hormoonmiddelen tegen overgangsklachten te gebruiken (overleg met uw huisarts over een alternatief)
- Geen anticonceptie met het hormoon oestrogeen te gebruiken (overleg met uw huisarts over een alternatief)
- Gezond en gevarieerd te eten:
- Eet veel groente en fruit
- Eet een keer per week (vette) vis
- Eet zo min mogelijk verzadigde vetten
- Bij een lange reis de adviezen voor een lange vliegreis op te volgen:
- Houd uw kuitspieren goed in beweging
- Loop in ieder geval om de 2 uur een stukje
- Drink geen alcohol of koffie
- Draag kleding die niet te strak zit
- Trek eventueel uw schoenen uit
- Gebruik geen slaapmiddelen (vermindert uw bloeddoorstroming)
- Draag eventueel steunkousen aan beide benen
Met de behandeling van een diep veneuze trombose of longembolie wordt voorkomen dat bloedstolsels in de bloedvaten verder aangroeien. Nadat de diagnose is gesteld, krijgt u onmiddellijk medicijnen die de stolling van het bloed tegengaan. Het is erg belangrijk dat u uw medicijnen precies gebruikt zoals uw arts het u heeft uitgelegd. Zowel wat betreft het moment, als de hoeveelheid die u moet gebruiken. Dan is de kans op een goede werking van het medicijn het grootst. Er zijn 3 verschillende typen antistollingsmedicijnen.
- Tabletten: DOAC’s (Directe Orale Anti-Coagulantia)
- Tabletten: Vitamine K-remmers
- Trombosespuitjes (Laag moleculair gewicht heparines, oftelwel LMWH’s)
-
- Tabletten: DOAC’s
Dit zijn medicijnen in tablet of capsulevorm: apixaban (Eliquis), dabigatran (Pradaxa), edoxaban (Lixiana) en rivaroxaban (Xarelto). DOAC’s werken, afhankelijk van de soort, maximaal 12 of 24 uur. Als u ze vergeet in te nemen, bent u onvoldoende beschermd tegen trombose. Deze verschillen onderling in hoe vaak per dag ze moeten worden ingenomen. Voor een goede werking is het noodzakelijk dat u de juiste hoeveelheid medicijnen op het juiste moment slikt. Uw behandelend arts bepaalt hoe lang u deze medicijnen slikt. Meestal is dit tussen de 3 en 6 maanden. Uw apotheker, huisarts of behandelend arts kan u tips geven om u te helpen de medicijnen goed te blijven innemen. De nieren spelen een belangrijke rol bij de verwerking van de DOAC’s in het lichaam, daarom moet uw nierfunctie elk jaar gecontroleerd worden bij het gebruikt van deze medicijnen.
- Tabletten: DOAC’s
-
- Tabletten: vitamine K-remmers
Deze medicijnen heten vitamine K-remmers of coumarine-derivaten (acenocoumarol (sintrom mitis) of fenprocoumon (marcoumar). Omdat deze middelen pas na vijf dagen werken, wordt tijdens de eerste dagen van de behandeling daarnaast nog een trombosespuit toegediend, dat wel meteen effect heeft. Zolang u vitamine K-remmers slikt, staat u onder controle van een trombosedienst.
- Tabletten: vitamine K-remmers
-
- Trombosespuitjes
Deze trombosespuitjes werken direct. Dien uw trombosespuiten altijd op een vast tijdstip (bij voorkeur ’s avonds) toe. Vaak prikken op dezelfde plek kan pijnlijk worden. Wissel daarom van plek bij elke injectie. Tip: gebruik een kalender waarop u bijhoudt aan welke kant u de trombosespuit gezet heeft. Uw behandelend arts stelt de hoeveelheid die u moet krijgen vast aan de hand van uw gewicht en uw medische situatie. Uw behandelend arts geeft aan hoe lang u deze trombosespuitjes moet gebruiken. Meestal is dit tussen de 3 en 6 maanden, maar langer kan ook. Als u van uw arts mag stoppen, kan dat per direct. Afbouwen is niet nodig. Als u bent vergeten te spuiten, slaat u die spuit over en gaat u door volgens schema. Als uw nieren minder goed werken, moet u dit melden bij uw behandelend arts.
- Trombosespuitjes
U kunt de trombosespuitjes zelf zetten. U kunt dit ook door uw naaste, uw mantelzorger of de Thuiszorgmedewerker laten doen. De eerste keuze om de trombosespuit te zetten is de buik. In het gebied van 5 cm rond de navel mag u niet spuiten. De voorkant van de bovenbenen of de armen kunnen in bepaalde gevallen ook gebruikt worden, overleg dit met uw behandelend arts. U kunt blauwe plekken en/of harde bultjes in de buik krijgen van het spuiten.
Mocht u de behandeling erg vervelend vinden, dan kunt u met uw behandelend arts overleggen of een andere behandeling mogelijk is. Dit kan ook als u ernstige bijwerkingen ervaart. Stop de behandeling nooit op eigen initiatief. Vergeet u een keer te spuiten of uw tablet in te nemen, neem dan contact op met uw behandelend arts. Ook als uw klachten over zijn, is het belangrijk om de behandeling voort te zetten. Uw oncoloog bepaalt hoe lang.
Tip: zet uw wekker op uw telefoon als reminder voor het innemen / toedienen van uw medicijnen
Elastische kousen (steunkousen)
Naast het gebruik van antistollingsmedicijnen, is het noodzakelijk om bij een diep veneuze trombose elastische kousen te dragen. Na trombose kan zich vocht ophopen in uw arm of been. Elastische kousen helpen bij het afvoeren van het opgehoopte vocht (oedeem). Meestal schrijft uw behandelend arts een elastische kous voor. De steunkousen draagt u minimaal een half jaar. Daarna overlegt u met de behandelend arts of u ze het beste langer kunt dragen. Een bandagist of huidtherapeut meet de kous bij u aan. Een steunkous draagt u alleen overdag en verkleint de kans dat u klachten houdt, zoals zwelling, jeuk, pijn, huidverkleuringen, eczeem, wondjes en opgezwollen aders. U kunt hulpmiddelen huren die het aantrekken van kousen makkelijker maken. Ook kunt u thuiszorg inhuren voor het aantrekken van uw steunkousen als u dit zelf niet kunt.
Het kan dat uw been of arm in het begin nog erg dik is. Dan krijgt u voordat de steunkous aangemeten wordt, een zwachtel om de zwelling te verminderen. Zwachtels blijven dag en nacht zitten en worden regelmatig opnieuw aangebracht (meestal in het ziekenhuis). U mag gewoon lopen en fietsen met de zwachtel. Het is verstandig om uw been omhoog te leggen als u zit. Als de zwelling weg is, wordt de steunkous aangemeten.
Het effect van de behandeling
De behandeling met verdunners is altijd effectief als de behandeling goed wordt uitgevoerd. Een goede behandeling verkleint de kans op een post-trombotisch syndroom (PTS). Een PTS ontstaat door blijvende schade die de trombose achterlaat. Hierbij kunnen de volgende klachten optreden: vermoeide benen, glanzende huid, roestbruine huidskleur, eczeem, spataderen, vochtophoping in het been, witte verkleuringen van de huid en in ernstige gevallen open wonden (ulcera). Neem contact op met uw behandelend arts als u deze klachten heeft. Als u uw medicijnen niet inneemt zoals uitgelegd door uw arts kan de trombose terugkeren. In dat geval gaat het om een acute situatie, daarom wordt dit verder uitgelegd in het volgende hoofdstuk: Alarmbellen.
Bij symptomen die wijzen op bloedingen
Door de behandeling van trombose heeft u een verhoogde kans op bloedingen. Daarom moet u bij de volgende symptomen direct contact opnemen met uw huisarts of de huisartsenpost:
- Urine rood van kleur, ontlasting gitzwart of bloed bij ontlasting.
- Bloedingen (bijvoorbeeld oogbloedingen)
- Uitvalsverschijnselen (bijvoorbeeld gestoorde spraak, uw arm of been niet goed meer kunnen bewegen)
- Plots ontstane, hevige pijn (bijvoorbeeld in uw buik)
- Plotseling meer dan vijf blauwe plekken of een blauwe plek die groter is dan de grootte van ongeveer een onderzetter
- Langdurige bloedneus (langer dan een half uur)
- Bloed ophoesten of bloed overgeven
Bij symptomen die wijzen op een nieuwe trombose
Iedereen die trombose heeft gehad, heeft na het stoppen met antistollingsmiddelen een verhoogde kans op een nieuwe trombose. Als u daarnaast ook kanker heeft, is deze kans nog groter. Hoe groot deze kans is, verschilt per persoon, per type kanker, per fase van de kanker en per behandeling.
Doordat u een verhoogd risico heeft op trombose, is het belangrijk om bij klachten die lijken op een trombose direct contact op te nemen met uw huisarts of huisartsenpost. Deze klachten kunnen zijn:
Voor een trombosebeen/arm
- Pijn (krampachtig of stekend) of zwaar gevoel in uw been of arm
- Vrij snel optredende zwelling aan een been of arm
- Warme huid
- Rode tot blauwachtige (en heel soms juist witte) verkleuring van de huid welke ook glanst
- Strakgespannen huid van uw been
- Het gevoel een zweepslag te hebben in de kuit
- Pijn in de benen bij het lopen, die afneemt bij stilstaan
- Lichte stijging lichaamstemperatuur
Voor een longembolie
- Plotseling opkomende en onverklaarbare kortademigheid
- Snelle ademhaling
- Pijn bij het ademhalen, zuchten en hoesten
- Pijn op uw borst
- Snelle hartslag, hartkloppingen
- Flauwvallen
- Bloed ophoesten
- Pijn tussen uw schouderbladen
- Niet goed liggend kunnen slapen
- Zwelling en pijn in uw been
- Benauwdheid
- Bleke gelaatskleur
- Transpireren
- Lichte stijging lichaamstemperatuur
- Plotseling ontstane prikkelhoest
U kunt de kans op een nieuwe trombose verkleinen door:
-
- Niet te roken
- Af te vallen bij overgewicht
- Voldoende te bewegen
- Geen hormoonmiddelen tegen overgangsklachten te gebruiken (overleg met uw huisarts over een alternatief)
- Geen anticonceptie met het hormoon oestrogeen te gebruiken (overleg met uw huisarts over een alternatief)
- Gezond en gevarieerd te eten:
- Eet veel groente en fruit
- Eet een keer per week (vette) vis
- Eet zo min mogelijk verzadigde vetten
- Bij een lange reis de adviezen voor een lange vliegreis op te volgen:
- Houd uw kuitspieren goed in beweging
- Loop in ieder geval om de 2 uur een stukje
- Drink geen alcohol of koffie
- Draag kleding die niet te strak zit
- Trek eventueel uw schoenen uit
- Gebruik geen slaapmiddelen (vermindert uw bloeddoorstroming)
- Draag eventueel steunkousen aan beide benen
Misschien heeft u hulpmiddelen nodig of wilt u thuiszorg inhuren. Vaak wordt dit in het ziekenhuis in gang gezet. Is dit niet gebeurd of wilt u later alsnog thuiszorg regelen, dan kunt u dit zelf aanvragen. Als u al thuiszorg heeft kunt u met de thuiszorg overleggen over de mogelijkheid om extra diensten af te nemen. Afhankelijk van uw woonplaats kan u of uw naaste de volgende acties ondernemen om thuiszorg aan te vragen:
- Woonachtig in de omgeving van Zuyderland MC locatie Sittard-Geleen
Bezoek het Zuyderland Thuiszorg Informatiepunt op de Zorgboulevard van Zuyderland Medisch Centrum in Sittard-Geleen. Het Thuiszorg Informatiepunt bevindt zich vlakbij de hoofdingang van het ziekenhuis in Sittard-Geleen, naast het Wmo-loket van de gemeente Sittard-Geleen. Het is open van maandag tot en met vrijdag 9.00-17.00 uur. Lees meer over thuiszorg op de pagina van Zuyderland Thuiszorg.
U kunt ook bellen naar de Thuiszorg Zuyderland 088-458 8888. Op basis van uw postcode wordt u doorverbonden naar het juiste team.
- Woonachtig in de omgeving van Zuyderland MC Heerlen
Bel de wijkverpleegkundige Care&Cure via 06-43 83 66 30. Deze is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 9.00-16.30 uur. U kunt ook direct contact opnemen met de thuiszorgorganisatie van uw voorkeur. Buiten kantoortijden kunt u bellen naar de thuiszorgorganisatie waar u de thuiszorg van af wilt nemen.
De thuiszorg kan u ook advies geven over het regelen van hulpmiddelen zoals krukken, een vervoersrolstoel, bed, postoel etc. Voor sommige hulpmiddelen wordt een eigen bijdrage gevraagd, vraag hiernaar bij aanvraag van het hulpmiddel. Mochten bovenstaande acties niet lukken, dan kunt u ook bellen naar uw huisarts of uw medisch specialist.
Er zijn een aantal zaken waarmee u rekening dient te houden als u antistollingsmedicatie gebruikt.
Als u andere (door u gekochte) medicijnen, homeopathische middelen of natuurgeneesmiddelen gebruikt
Gebruikt u (door u gekochte) medicijnen, homeopathische middelen of natuurgeneesmiddelen, informeer dan altijd bij uw behandelend arts welk middel u veilig kunt gebruiken. Als u begint of gaat stoppen met medicijnen (bijv. aspirine) informeer uw behandelend arts dan altijd. Een paracetamol mag u wel zonder overleg innemen. Worden er nieuwe medicijnen voorgeschreven door uw behandeld arts of andere zorgprofessional, vertel hem of haar dan welke antistollingsmedicijnen u gebruikt.
Bij een opname in het ziekenhuis, bezoek aan huisarts, tandarts of specialist
Bij opname in het ziekenhuis, bezoeken aan huisarts, tandarts of specialist is het belangrijk dat u uw zorgverleners vertelt welke antistollingsmiddelen u gebruikt.
Bij een ingreep of operatie, opname in het ziekenhuis of injectie in een spier
Informeer bij een ingreep of operatie, opname in het ziekenhuis of injectie in een spier uw behandelend arts. Het is mogelijk dat u geadviseerd wordt tijdelijk met het spuiten te stoppen, omdat het risico op het krijgen van ernstige bloedingen te groot is.
Alcohol
U mag alcohol drinken, maar beperk u tot maximaal 2 glazen alcohol per dag.
Gewichtsverandering
Als u behandeld wordt met trombosepuiten, moet u het aangeven bij uw behandelend arts als u meer dan 10% van gewicht verandert. Soms moet de dosering van de trombosespuiten dan aangepast worden. Als u DOAC’s gebruikt moet u het aangeven als u minder dan 60 kilo weegt.
Sporten en bewegen
Het is goed om te sporten of te bewegen, het verlaagt uw kans op een (nieuwe) trombose. Het is wel belangrijk dat u een goede en veilige sport of bewegingsvorm kiest. Door uw antistollingsbehandeling heeft u een verhoogd risico op bloedingen en bij verwondingen kan dit tot ernstige bloedingen en blijvende schade leiden. Daarom worden contactsporten en blessuregevoelige sporten zoals boksen en judo sterk afgeraden. Met andere contactsporten zoals voetbal moet u voorzichtig zijn. Mocht u zich toch verwonden, dan dient u contact op te nemen met uw huisarts. U mag niet duiken. U heeft dan teveel kans op oog- en oorbloedingen. Snorkelen mag tot een diepte van maximaal 3 meter.
Zit u veel? Leg dan uw benen omhoog. Daarnaast kunt u uw doorbloeding bevorderen door elk halfuur cirkelvorige bewegingen met uw voeten te maken. Als u net een trombose of longembolie gehad heeft, is het belangrijk om met uw behandelend arts te overleggen voor u weer begint met sporten en/of bewegen. Als u weer begint moet u het wat rustiger aan doen en stoppen als u pijn krijgt. De pijn zal dan geleidelijk aan afnemen. Als u een trombose heeft, mag u gewoon lopen.
Sauna
De eerste twee maanden na uw trombose / longembolie wordt de sauna afgeraden. Er zijn geen schadelijke effecten bekend van het gebruik van de sauna vanaf twee maanden na de trombose/longembolie. Overleg altijd met uw behandelend arts voordat u naar de sauna gaat.
Vakantie (binnen- of buitenland)
Let erop dat de bovengenoemde adviezen (o.a. m.b.t. sporten en bewegen, alcohol en zonnen) ook gelden op vakantie. Enkele tips voor een veilige vakantie:
- Zorg dat u de contactgegevens van uw huisarts en huisartsenpost (in de buurt van uw vakantiebestemming) bij u heeft.
- Sluit een reisverzekering af die ook uw aanvullende medische kosten in het buitenland dekt (de medische kosten die uw zorgverzekeraar niet vergoedt).
- Heeft u vaccinaties nodig? Vertel de arts die u de vaccinatie toedient, dat u antistollingsmedicijnen neemt.
- Vertel – indien van toepassing – uw reisleider over uw medische situatie.
- Neem extra medicijnen mee voor het geval u langer moet blijven.
- Indien u gaat vliegen, stop dan een deel van uw medicijnen in uw handbagage en verspreid het andere deel over uw koffers voor het geval er een koffer zoek raakt.
- Bij tijdsverschillen tussen Nederland en uw vakantieland, heeft u de keuze om uw trombosespuiten/DOAC’s in te nemen op uw reguliere Nederlandse tijd of op een tijd afgestemd op het land van bestemming.
- Neem een Europees Medisch Paspoort mee. Dit kunt u kopen bij uw huisarts of apotheek. Hierop kunt u gegevens kwijt over medicijngebruik, ziekte en aandoening. U kunt uw huisarts vragen dit paspoort in te vullen.
- Het wordt afgeraden om te verblijven op een gebied dat hoger ligt dan 2.500 meter. Het risico op trombose en op bloedingen neemt dan toe.
- U mag vliegen als u antistollingsmedicijnen gebruikt. Gaat u minimaal 4 uur vliegen? Volg dan de adviezen voor een lange vliegreis
- Als u vragen over uw vakantieplannen heeft, neem dan contact op met uw huisarts of medisch specialist.
Tatoeage
Als u kortgeleden een trombose of longembolie heeft gehad, kunt u het zetten van een tatoeage beter uitstellen. Indien toch gewenst, vraag hierover advies aan uw huisarts of medisch specialist.
- Uw behandelend medisch specialist: Bij een consult met uw medisch specialist kunt u vragen stellen over uw trombose en de behandeling daarvan. De behandeling van trombose valt onder zijn of haar verantwoordelijkheid.
- Huisarts: uw huisarts wordt geïnformeerd over omtrent de diagnose trombose, maar kan niet al uw medische gegevens automatisch inzien. Bij symptomen die wijzen op bloedingen of een nieuwe trombose, neemt u direct contact op met de huisarts. Buiten werktijden kunt u bij spoed contact opnemen met de huisartsenpost. Huisartsenpost Oostelijk Zuid-Limburg: 045-578844. Huisartsenpost Westelijke Mijnstreek 046 – 400 99 25.