Diagnose borstkanker
Borstkanker is een vorm van kanker die zich ontwikkelt in het borstweefsel. De ziekte treft meestal vrouwen, hoewel mannen het eveneens kunnen krijgen.
Een ander woord voor borstkanker is mammacarcinoom. Borstkanker kan overal in de borst ontstaan en wordt onderverdeeld naar de plek waar het ontstaat.
Als het, naar aanleiding van de uitslagen van de onderzoeken, om borstkanker blijkt te gaan, zal de arts meer uitleggen over de tumor, bijvoorbeeld welke vorm van borstkanker het is, hoe uitgebreid de kanker is (het stadium) en of de kanker is uitgezaaid.
Het is belangrijk om iemand mee te nemen naar dit gesprek. Twee horen meer dan één. Ook kan het handig zijn om het gesprek op te nemen. Dan is later terug te luisteren wat de arts heeft gezegd. Overleg dit van tevoren altijd even met de arts.
In het gesprek stelt de arts een behandeling voor. Het is tegenwoordig heel gewoon om mee te beslissen over de behandeling.
Borstkanker kun je opmerken door een of meerdere veranderingen aan de borst. Veranderingen die kunnen wijzen op borstkanker zijn:
Knobbeltje of plek in de borst
- een knobbeltje in de borst
- anders aanvoelende plek in de borst
Een knobbeltje of plekje is vaak iets stugger of harder dan de rest van het borstweefsel. Soms is het kogelrond en glijdt het onder de vingers weg als een knikker. Maar het kan ook aanvoelen als een verdikte schijf of als een strengetje achter de tepel.
Veranderingen aan of rond de tepel
- ingetrokken tepel
- afscheiding uit de tepel, zoals bruin, groen, waterig, melkachtig of bloederig vocht
- verandering van de tepel of tepelhof, bijvoorbeeld zwelling, roodheid, huidvervelling, schilfertjes of een plekje dat op eczeem lijkt
Veranderingen aan de huid van de borst
- deukjes of kuiltjes in de huid
- een wondje dat niet geneest
- een verdikte huid waar putjes in zitten. De huid van de borst ziet er dan uit als een sinaasappelschil
Andere veranderingen
- een borst die warm aanvoelt en rood is
- een zwelling in de oksel
Wilt u meer weten over symptomen bij borstkanker dan verwijzen wij u naar kanker.nl
Er zijn persoonlijke factoren die de kans op borstkanker kunnen beïnvloeden. Maar niet iedereen met een bepaalde risicofactor krijgt daadwerkelijk borstkanker. Het gaat altijd om een kans. Verschillende factoren kunnen samen de kans op borstkanker verhogen.
De volgende risicofactoren van borstkanker zijn wetenschappelijk aangetoond:
Erfelijke aanleg voor borstkanker
Ongeveer bij 5% van de vrouwen met borstkanker speelt erfelijkheid een rol. Iemand met een erfelijke aanleg voor borstkanker heeft ook meer risico op het krijgen van deze ziekte.
Eerdere borstaandoening
Bij 15 tot 20% van de vrouwen die zijn genezen van borstkanker ontstaat binnen 20 jaar een tweede keer borstkanker.
Vrouwelijke hormonen: oestrogeen en progesteron
Hoe langer de borsten zijn blootgesteld aan de vrouwelijke hormonen oestrogeen en progesteron, hoe groter de kans op borstkanker. Daarom is er een verhoogde kans op borstkanker voor vrouwen die:
- jong hun eerste menstruatie hadden (voor het 12e jaar), vooral in combinatie met een late overgang (na het 55e jaar);
- geen of weinig zwangerschappen hebben;
- na hun 35e een eerste kind krijgen;
- geen of kort borstvoeding geven;
- de anticonceptiepil slikken;
- overgewicht hebben;
- hormoonpreparaten gebruiken tegen overgangsklachten;
- Alcohol drinken;
- Roken.
Wilt u meer weten over risicofactoren van borstkanker dan verwijzen wij u naar kanker.nl
In situ carcinoom
In situ carcinoom is het voorstadium van borstkanker. Ook dit voorstadium is onderverdeeld naar de plek waar het ontstaat. Ductaal carcinoom in situ betekent dat de kanker is ontstaan in een melkgang. Lobulair carcinoom in situ is ontstaan in de melkklier. In één borst kunnen beide soorten gelijktijdig voorkomen.
Invasieve borstkanker
Invasieve borstkanker betekent dat de cellen zich verder verspreiden dan de plek waar ze zijn ontstaan. Dat is niet hetzelfde als uitgezaaide borstkanker, daarvan is pas sprake als de kankercellen zich buiten de borst hebben verspreid. Ook invasieve borstkanker is in twee soorten onder te verdelen.
Invasief ductaal carcinoom: ontstaat in de melkgangen en kan daarbuiten verder groeien. Het invasief ductaal carcinoom is de meest voorkomende vorm van borstkanker (85%) en kan aanvoelen als een harde knobbel.
Invasief lobulair carcinoom: ontstaat in de melkklieren. De tumor is vaak alleen te voelen als een zwelling van de hele borst. Op een mammografie of bij een MRI is de lobulaire tumor niet altijd goed te zien. Onder een microscoop zijn kleine tumorcellen zichtbaar, die in strengen liggen. Lobulaire tumoren komen minder vaak voor; 5 tot 15 procent van de borstkankers is lobulair. De prognose van ductaal carcinoom is hetzelfde als van een lobulair carcinoom. De behandeling is hetzelfde.
Zeldzamere vormen van borstkanker:
- Ziekte van Paget (3%);
- Medullair carcinoom (<2%);
- Tubulair carcinoom (1,2%);
- Inflammatoir carcinoom (Mastitis Carcinomatosa 1%).
Ziekte van Paget
De ziekte van Paget komt zelden voor. Symptomen zijn: jeukende uitslag rond de tepel, soms met vocht of bloedverlies uit de tepel. In de opperhuid van de tepel zitten dan vaak tumorcellen. In 40 tot 50 procent van de gevallen blijft dit beperkt tot de tepel. In de overige gevallen is er een kwaadaardige tumor rond de tepel. Zitten er alleen tumorcellen in de tepel, dan is de prognose gunstig.
Medullair carcinoom
Medullair carcinoom is een vorm van invasief ductaal carcinoom. Deze soort verspreidt zich soms naar de lymfeklieren in de oksel. De gezwellen kunnen groot worden, maar ze hebben een goede prognose. Minder dan 2% van alle borstkankertypen behoren tot dit type. Medullair carcinoom is een vorm van triple negatieve borstkanker.
Tubulair carcinoom
Tubulair carcinoom is een vorm van ductaal carcinoom. Dit type borstkanker bestaat uit veel kleine klieren en buisjes, die sterke gelijkenis vertonen met de normale melkklieren en melkgangen. Deze kanker zaait zelden uit naar de lymfeklieren of verder in het lichaam en heeft een zeer goede prognose.
Inflammatoir carcinoom
Inflammatoir carcinoom is een agressieve vorm van borstkanker, die zich snel door de borst verspreidt. De tumorcellen groeien vaak snel en nestelen zich in de lymfevaten van de huid. Ze blokkeren de lymfevaten, die daardoor gaan ontsteken en het onderliggende weefsel wordt hard. In tegenstelling tot de meeste andere vormen van borstkanker, kan deze vorm van kanker pijnlijk zijn. De borst ziet er ontstoken uit, is rood en gezwollen en voelt warm aan. Deze vorm van borstkanker komt meestal bij wat jongere vrouwen voor.
DCIS is een voorstadium van borstkanker. Er zijn dan onrustige en afwijkende cellen ontstaan in de melkbuisjes die (nog) niet in het omliggende weefsel zijn ingegroeid. Dat betekent dat er sprake is van een ‘niet-invasieve’ tumor. Het bevolkingsonderzoek kan zorgen voor vroege ontdekking.
Behandeling
Hoewel DCIS nog geen borstkanker is, behandelen we het wel als zodanig. Bij niet behandelen kan dit voorstadium uitgroeien tot invasieve borstkanker waarbij de cellen wel in het omringende weefsel groeien of uitzaaien. Bij behandeling van de DCIS is de kans op genezing vrijwel 100%.
Bij een DCIS krijgt u meestal een operatie. Of u een borstsparende operatie krijgt of een amputatie is onder meer afhankelijk van de grootte van het gebied met DCIS en de grootte van de borst.
DCIS groeit niet door de wand van de melkbuisjes en geeft om die reden geen uitzaaiingen. Soms zit er toch ook een invasieve tumor tussen de DCIS. Daarom krijgt u soms toch een schildwachtklierprocedure. Dit geldt met name voor hooggradige DCIS en als het gebied met een DCIS groot is.
Lord studie
Als het gaat om een graad 1 of 2 (laaggradig) DCIS dan is het mogelijk om mee te doen aan de Lord study. Deze internationale studie onderzoekt of het veilig genoeg is om een operatie achterwege te laten. Als u niet geopereerd wordt blijft u 10 jaar onder controle.
Bij borstklachten krijgt u eerst een mammografie en echografie om eventuele kwaadaardigheid uit te sluiten. Bij tachtig procent van de mammapatiënten die ons centrum bezoeken is er sprake van een goedaardige borstafwijking.
Soorten goedaardige borstaandoeningen
Fibroadenoom
Een vaak voorkomende goedaardige afwijking is een fibroadenoom. Een fibroadenoom bestaat van binnen uit bindweefsel dat een bolletje vormt binnen de borstklier. Het is een onschuldige aandoening die vaak bij jonge vrouwen voorkomt. In principe kan het fibroadenoom blijven zitten. Op latere leeftijd, na de overgang, verdwijnen fibroadenomen veelal vanzelf.
Als het fibroadenoom klachten geeft, kunt u kiezen voor het verwijderen ervan. Voordat de chirurg het verwijdert, krijgt u een punctie om zeker te weten dat het een fibroadenoom betreft. Het verwijderen gebeurt door middel van een operatie op de poliklinische operatiekamer.
Cyste
Een cyste is een goedaardige aandoening die vaak voorkomt. Een cyste is een met vocht gevuld blaasje. Een cyste ontstaat als een uitvoergangetje van een melkklier verstopt raakt. Als de borsten gespannen zijn, voelt de cyste aan als een ronde, stevige knobbel. Er kunnen meer cysten in één of beide borsten zitten. Een cyste wordt vastgesteld via een mammografie en echo. Een cyste hoeft niet verwijderd te worden. Ze verdwijnen op latere leeftijd vanzelf.
Lipoom
Een lipoom is een vetweefselknobbel. Het is een goedaardige afwijking die ontstaat vanuit het vetweefsel in de borst. Vetweefselknobbels voelen over het algemeen zacht aan. Om de diagnose te stellen, is meestal een mammografie met echo voldoende. Een lipoom hoeft u niet te laten verwijderen.
Microkalk
Microkalk, ook wel kalkspat, is niet voelbaar maar wel zichtbaar op een mammografie. Het kan goedaardig zijn, maar soms ook wijzen op een voorstadium van borstkanker (carcinoma in situ) of borstkanker. De radioloog kan bepalen of kalkspatjes goedaardig zijn, of dat er nader onderzoek nodig is met een punctie.
Mastopathie
Mastopathie is een verzamelnaam voor verschillende goedaardige klachten aan het klierweefsel van de borsten. De hormoonhuishouding speelt bij mastopathie een grote rol. Mastopathie komt vaker voor bij jongere vrouwen. Veel voorkomende klachten zijn pijn, tepelvocht, knobbels en cysten.
Na de operatie bestudeert de patholoog het weggenomen weefsel onder de microscoop. Hij beoordeelt onder meer of de tumor helemaal verwijderd is. Is dat niet het geval, kan een tweede operatie nodig zijn. Daarnaast bekijkt hij de tumor op een aantal kenmerken die belangrijk zijn voor de nabehandeling. Ook onderzoekt de patholoog de schildwachtklier – de eerste lymfeklier waarnaar kankercellen uitzaaien- op de aanwezigheid van kankercellen.
PA-verslag
Het PA-verslag beschrijft de kenmerken van de borsttumor.
Tumorgrootte
De grootte van de tumor wordt gemeten in millimeters/centimeters. De grootte van de tumor geeft aanwijzingen over het stadium van de ziekte.
Tumorgradering (groeisnelheid/differentiatiegraad)
Bij het vaststellen van de tumorgradering wordt gekeken hoe kwaadaardig de cellen zijn.
• Graad 1: de kankercellen lijken voor een groot deel op gezonde cellen. De kankercellen groeien meestal langzaam. Graad 1 heet ook wel laaggradig.
• Graad 2: de kankercellen lijken steeds minder op gezonde cellen. De kankercellen groeien meestal sneller dan normale cellen en plakken snel aan elkaar. Graad 2 heet ook wel
intermediair.
• Graad 3: de kankercellen lijken vrijwel niet meer op gezonde cellen. De kankercellen groeien bijna altijd veel sneller dan normale cellen. Graad 3 heet ook wel hooggradig.
Hormoonreceptoren
In sommige gevallen van borstkanker is de tumor afhankelijk van hormonen om te kunnen groeien. Dit heet hormoongevoelige borstkanker. Hormonen werken met behulp van receptoren die op de cellen zitten. Receptoren geven signalen van binnen of buiten de cel door. Dit kan het best vergeleken worden met een slot. Het hormoon (de sleutel) past op de receptor (het sleutelgat). Vervolgens stuurt de receptor een signaal de cel in om te gaan delen. Het is belangrijk te weten of u een hormoongevoelige vorm van borstkanker heeft. Is dit het geval, komt u mogelijk in aanmerking voor hormonale therapie.
HER2-receptoren
Behalve hormoonreceptoren kunnen borstkankercellen ook andere receptoren hebben die de groei van deze kankercellen stimuleren. Bij ongeveer 20% van de borstkankerpatiënten is een verhoogde aanwezigheid van HER2-receptoren op de borstkankercellen. HER2-reptoren zijn eiwitten die zich op de celwand bevinden. Deze cellen worden dan HER2-positief genoemd. Het is belangrijk om te weten of u een HER2-positieve vorm van borstkanker heeft. Als dit zo is, komt u mogelijk in aanmerking voor HER2-gerichte behandeling.
Triple negatief
Triple negatieve (3 keer negatieve) borstkanker kenmerkt zich door de afwezigheid van hormoon- en HER2-receptoren. Triple negatieve borstkanker komt voor bij 15 – 20% van alle borstkankerpatiënten en gemiddeld vaker bij jongere vrouwen. Van alle vrouwen met een triple negatieve borstkanker heeft 20 – 30% een erfelijke aanleg voor borstkanker.
Hier verwijzen/linken naar de folder “Wat voor borstkanker heb ik” van Roche
Stadium
Het stadium geeft aan hoe ver gevorderd de ziekte is. De arts stelt het stadium vast, dit heet het TNM stadium. Dat staat voor Tumor (de grootte van de tumor), Node (of er uitzaaiingen zijn in de lymfeklieren en hoeveel) en Metastase (of er uitzaaiingen op afstand zijn). Voorgaand aan de operatie bepaalt de arts het voorlopige stadium. Na afloop van de operatie kan hij het exacte stadium vaststellen.
Om te beoordelen of en zo ja, voor welke (na)behandeling u in aanmerking komt, kijkt het behandelend team onder meer naar kenmerken van de tumor, zoals: grootte, gradering, aanwezigheid van kankercellen in lymfklieren, hormoongevoeligheid en wel of niet HER-2 positief zijn van tumorcellen.
In het dagelijkse multidisciplinair overleg (MDO) werken alle specialisten op het gebied van borstkanker samen. In het MDO zitten een chirurg (operatie), een radioloog (beeldonderzoek), een patholoog (cel- en weefselonderzoek), een internist/oncoloog (behandeling chemotherapie, hormoontherapie en begeleiding klachten) een radiotherapeut (bestralingen), een verpleegkundig specialist/mammacare verpleegkundige (begeleiding of behandeling), een klinisch geneticus (erfelijkheid), een plastisch chirurg (reconstructie) en op aanvraag een fertiliteitsarts (vruchtbaarheid, kinderwens) en medisch psycholoog.
Tijdens het MDO bespreken de specialisten de bevindingen van het lichamelijk onderzoek, de beeldonderzoeken (mammografie, echografie, eventueel MRI) en het pathologisch rapport (uitslag van het cel- en/of weefselonderzoek). Op basis van alle resultaten stelt het MDO een behandelplan op.
Telkens wanneer nieuwe informatie beschikbaar komt, bijvoorbeeld na aanvullende onderzoeken, brengt de betrokken specialist deze in bij het MDO. Als het nodig is, stelt het MDO het behandelplan dan bij.
Is bij u borstkanker ontdekt, dan bespreekt uw behandelend arts met u welke mogelijkheden er zijn voor de behandeling.
Samen met de andere specialisten van het MDO wordt een behandelplan voor u opgesteld, hierbij gebruik makend van de landelijke richtlijnen.
Een behandelplan is maatwerk. Geef duidelijk aan wat uw wensen en verwachtingen zijn en laat u goed informeren over de behandelmogelijkheden zodat u samen met uw behandelend arts een weloverwogen besluit kunt nemen. Aan elk besluit zitten voor- en nadelen. Met uw vragen kunt u ook altijd terecht bij uw casemanager (een gespecialiseerd verpleegkundige). De casemanager begeleidt u tijdens dit hele traject en kan u ook psychosociale ondersteuning bieden.
Mocht u besluiten af te zien van een behandeling dan wordt in samenspraak met u de zorg overgedragen aan de huisarts. Indien nodig kan de casemanager u verwijzen naar professionele begeleiding of ondersteuning.
Verklarende woordenlijst borstkanker
Met de woordenlijst worden vaktermen van borstkanker zo goed mogelijk uitgelegd.
van de patiënten is 5 jaar na diagnose nog in leven
- bij 5-10% van de borst kankerpatiënten is er sprake van erfelijkheid
- 1 op de 7 vrouwen krijgt borstkanker
- totaal aantal diagnoses borstkanker is in 25 jaar meer dan verdubbeld
- 450 nieuwe patiënten per jaar in Borstcentrum