- Zuyderland
- Specialismen en afdelingen
- Bekkenbodem Centrum
- Aanvullende onderzoeken
Aanvullende onderzoeken
Het kan zijn dat u een afspraak heeft gehad bij één van de medisch specialisten van het bekkenbodemcentrum en dat er verder aanvullend onderzoek nodig is om uw klachten verder te onderzoeken.
Een vaginale echografie is een echo waarbij een smalle langwerpige echokop in de vagina wordt ingebracht. Op de echo zijn inwendige organen als de baarmoeder, eierstokken en blaas te zien.
Een bekkenbodemechografie is een echo van de organen in het bekken. De arts maakt de echo via de schaamstreek door de echo-kop tussen de schaamlippen te houden. De arts kan bekijken hoe de bekkenbodemspieren eruit zien en of ze goed werken. Wanneer er een kunststof matje of bandje is geplaatst bij een operatie is dit in beeld te brengen. Deze echografie is vooral van belang bij vrouwen met wat complexere bekkenbodemproblemen. Het is nog een relatief nieuw onderzoek en wordt nog niet in alle ziekenhuizen gedaan.
In de urine is te zien of u een blaasontsteking heeft.
Dit kan door een sediment, daarbij wordt in de urine getest hoeveel ontstekingscellen en bacteriën te tellen zijn. Deze uitslag toont alleen of u een blaasontsteking heeft, maar geeft geen informatie over welke bacterie de infectie veroorzaakt.
De urine kan ook op kweek gezet worden. Dat wil zeggen dat gedurende enkele dagen in het laboratorium wordt getest welke bacteriën en hoeveel van deze bacterie in de urine aanwezig is. Er wordt ook getest hoe de bacteriën reageren als ze worden samengevoegd met verschillende soorten antibiotica.
Door deze uitslag weet de arts precies welke antibiotica moet worden voorgeschreven..
Hiervoor is een ‘gewassen plas’ noodzakelijk. U maakt hiervoor eerst de ingang van de schede schoon. Daarna plast u het eerste deel van de urine uit, het middelste deel van de urine vangt u op in een potje.
Bij een uroflowmeting wordt u gevraagd uit te plassen op een speciale stoel waarin een trechter de urine opvangt In de trechter zit een meettoestel die de kracht en het patroon van de urinestraal aangeeft. Dit geeft de arts informatie over de functie van de blaas, plasbuis en bekkenbodem.
De uroloog bekijkt de binnenkant van de urinebuis en de blaas. Daarvoor krijgt u een buisje met daarop een kleine camera in de plasbuis (cystoscopie).
Met een urodynamisch onderzoek kan de arts beoordelen of de blaas en plasbuis goed werken. Bij dit onderzoek krijgt u een dun slangetje (katheter) door de plasbuis in de blaas. Via het slangetje wordt de blaas gevuld met vocht. Aan het einde van het slangetje zit een kleine drukmeter. De arts vraagt u om te hoesten of uit te plassen. De drukmeter geeft dan informatie over de blaasspier, de werking van de bekkenbodem en het soort urineverlies.
Een defecogram is een röntgenonderzoek dat wordt gedaan bij ontlastingsproblemen. U krijgt via de anus een slangetje in de darm waardoor een röntgencontrastmiddel in het laatste deel van de dikke darm (rectum) wordt gespoten. Contrastmiddel is een vloeistof die inwendige organen beter zichtbaar maakt op de röntgenfoto’s.
Tijdens het onderzoek moet u op een speciale toilet-stoel de ontlasting/contrastmiddel laten gaan, terwijl röntgenfoto’s of een video-opname worden gemaakt. Zo ziet de arts hoe de dikke darm werkt en waar deze is verzakt. Veel mensen vinden dit onderzoek genant en vinden het moeilijk om naar de wc te gaan, terwijl er beelden worden gemaakt. Dit is heel begrijpelijk. Vertel het de arts of de verpleegkundige als u dit moeilijk vindt; zij zullen u zo goed mogelijk begeleiden en geruststellen.
Een markeronderzoek is een röntgenonderzoek dat wordt gedaan bij obstipatie om te meten hoe snel uw ontlasting door uw dikke darm gaat. Voorafgaand aan het onderzoek krijgt u een capsule die u voorafgaand aan het onderzoek moet inslikken. In deze capsule zitten 20 kleine ringetjes. De capsule lost op en de ringetjes vermengen zich met het voedsel en later met de ontlasting. Door dat de ringetjes klein zijn ziet u er niets van terug in de ontlasting. Vijf dagen nadat u de capsule heeft geslikt wordt een röntgenfoto gemaakt. Bij een vertraagde darmpassage zijn er op de foto nog ringetjes zichtbaar.
Een coloscopie is een inwendig onderzoek waarbij een bestuurbare buigzame slang met een ingebouwde camera via de anus in de darm wordt ingebracht. Met dit onderzoek kan de dikke darm en eventueel het laatste deel van de dunne darm bekeken worden. De arts kan zien of er afwijkingen zijn. Uw darmen moeten bij het onderzoek helemaal schoon zijn, daarom krijgt voorafgaand aan het onderzoek een laxerende drank voorgeschreven. U spreekt voorafgaand aan het onderzoek met d arts af of u het onderzoek met of zonder een roesje wilt ondergaan.
Endo-anale echografie
Info over Manometrie
Info over EMG bekkenbodem
Endo-anale echografie
Een endo-anale echo is een inwendig onderzoek waarbij met geluidsgolven de anale kringspieren worden onderzocht. Tijdens het onderzoek kan de dikte en de vorm van de in- en uitwendige kringspier beoordeeld worden.
Tijdens het onderzoek ligt u op uw linkerzijde op een bed. Er wordt een staafje met een dikte van van 8 mm doorsnede met en beetje glijmiddel s in de anus gebracht. Vervolgens kunnen via dit staafje echobeelden van de anale kringspier worden gemaakt.. Doorgaans wordt het onderzoek niet als pijnlijk ervaren. Indien u echter ten gevolge van littekens, wondjes of dergelijke enige irritatie ondervindt, kunt u dit meteen aangeven.
Manometrie
Het doel van het manometrie onderzoek is het meten van de werking van de anale kring spier. Dit wordt gemeten door de druk in de anale kringspier en het laatste stukje darm te registreren.
Tijdens het onderzoek ligt u op uw linkerzijde op een bed. Er wordenenkele elektroden rondom de anus geplakt.. Om de druk te meten, wordt via uw anus een dun slangetje ingebracht waar een klein sensortje in zit. De inwendige druk wordt gemeten tijdens rust en tijdens een aantal testen (zoals knijpen en persen met de anus en hoesten).
Vervolgens wordt een tweede slangetje via de anus ingebracht waaraan een ballonnetje is bevestigd. Dit ballonnetje wordt enkele malen opgeblazen waarbij ook weer de druk gemeten wordt. Daarna wordt de ballon langzaam opgeblazen waarbij op verschillende momenten wordt gemeten wanneer u enige, lichte en sterke aandrang voelt..
EMG van de bekkenbodemspieren
Bij een EMG (electromyogram) van de bekkenbodemspieren wordt de activiteit van de zenuwen en/of spieren in het bekkenbodemgebied gemeten.
Tijdens het onderzoek ligt u op een bed. Het onderzoek bestaat uit twee delen: meten van een aantal zenuwen aan uw benen om een indruk te krijgen hoe de zenuwen bij u in het algemeen functioneren en meten van de functie van de zenuwen/spieren van het bekkenbodemgebied.
In eerste instantie wordenelektrodes bevestigd op uw benen en wordt op meerdere plekken op uw benen met een energie stroompje de zenuwen doorgemeten. Van deze stroom kan uw voet iets gaan bewegen: dat is een volledig normaal, maar wel een vreemd gevoel.
In tweede instantie wordt het bekkenbodem gebied onderzocht. Een elektrode wordt in de anusspier bevestigd (eerst rechts, nadien ook links). Met de elektrode wordt de spieractiviteit onderzocht (in rust, wanneer u de spier aanspant of juist perst). Bij mannen wordt na de anusspier ook een andere spier van de bekkenbodem onderzocht. Vervolgens blijft de elektrode in de spier zitten en wordt met een elektrische stroompje thv de clitoris (bij vrouwen) of de basis van de penis (bij mannen) de zenuwen doorgemeten. Het gehele onderzoek is niet pijnlijk, maar kan wel ongemakkelijk voelen. Het geeft de arts informatie over het functioneren van de zenuwen en spieren van de bekkenbodem.
Urineonderzoek: sediment en kweek.
In de urine is te zien of u een blaasontsteking heeft.
Dit kan door een sediment, daarbij wordt in de urine getest hoeveel ontstekingscellen en bacteriën te tellen zijn. Deze uitslag toont alleen of u een blaasontsteking heeft, maar geeft geen informatie over welke bacterie de infectie veroorzaakt.
De urine kan ook op kweek gezet worden. Dat wil zeggen dat gedurende enkele dagen in het laboratorium wordt getest welke bacteriën en hoeveel van deze bacterie in de urine aanwezig is. Er wordt ook getest hoe de bacteriën reageren als ze worden samengevoegd met verschillende soorten antibiotica.
Door deze uitslag weet de arts precies welk antibioticum moet worden voorgeschreven.
Hiervoor is een ‘gewassen plas’ noodzakelijk. U maakt hiervoor eerst de ingang van de schede schoon. Daarna plast u het eerste deel van de urine uit, het middelste deel van de urine vangt u op in een potje.
Uroflowmetrie en echo blaas
Bij een uroflowmeting wordt u gevraagd uit te plassen op een speciale stoel waarin een trechter de urine opvangt. In de trechter zit een meettoestel dat de kracht en het patroon van de urinestraal aangeeft. Dit geeft de arts informatie over de functie van de blaas, plasbuis en bekkenbodem. Nadien wordt een echo van de blaas gemaakt om te beoordelen of de blaas volledig leeg geplast is. Dit gebeurt met een uitwendige echo via de buik.
Cystoscopie
De cystoscopie of blaasspiegeling is een inwendig onderzoek waarbij de uroloog de binnenzijde van de plasbuis en blaas bekijkt. Het onderzoek wordt uitgevoerd met een cystoscoop. Dit is een dunne holle buis met verlichting en een lens aan het uiteinde. Deze buis wordt via de plasbuis in de blaas gebracht. Het onderzoek vindt poliklinisch plaats en duurt ongeveer vijf minuten. Voor het onderzoek is het nodig om met gespreide benen in de beensteunen te liggen. De omgeving van de plasbuis wordt gereinigd met een desinfecteervloeistof. Daarna wordt er een verdovende gel in de plasbuis gespoten. Via de cystoscoop wordt er water in de blaas gebracht. Er ontstaat een aandrang om te plassen. De uroloog bekijkt vervolgens de plasbuis en de blaas. Daarna is het onderzoek afgelopen.
Urodynamisch onderzoek (UDO)
Het doel van het urodynamisch onderzoek (UDO) is na te gaan wat de oorzaak is van uw plasklachten of urineverlies.
Voor het onderzoek is thuis geen speciale voorbereiding nodig. Het onderzoek vindt poliklinisch plaats en wordt meestal uitgevoerd door een verpleegkundige en duurt ongeveer 30-45 minuten. U neemt plaats op de onderzoekstafel, waarbij u met opgetrokken, gespreide benen gaat liggen. Vervolgens wordt de schede gereinigd met een desinfectie-vloeistof. De verpleegkundige brengt dan een dun slangetje (katheter) via de plasbuis in de blaas. Via deze katheter wordt het restant urine dat nog in de blaas aanwezig is gemeten en kan tijdens het onderzoek de blaas gevuld worden. Vervolgens wordt langs de katheter in de blaas een dun drukkathetertje ingebracht voor meting van de druk in blaas en plasbuis. Een laatste slangetje wordt via de anus in de endeldarm ingebracht, voor meting van de druk. Het inbrengen van de slangetjes is niet pijnlijk maar kan wel een onaangenaam gevoel geven. Op de billen rondom de anus worden enkele electrodenplakkers bevestigd, waarmee de activiteit van de bekkenbodemspieren gemeten wordt.
Via het slangetje in de blaas wordt de blaas gevuld met steriel water. Tijdens het vullen wordt de druk in de blaas gemeten en via de drukkatheter in de endeldarm de druk in de buik. Zodra u de eerste aandrang voelt om te plassen moet u dit aangeven. Tijdens het onderzoek wordt u meermalen verzocht om te hoesten of te persen. De blaas wordt verder gevuld, totdat u aangeeft dat u sterke drang tot plassen voelt en de plas niet meer op kunt houden. Dan wordt het vullen gestopt. Op aanwijzing van de verpleegkundige mag u uitplassen langs het slangetje in de blaas.
De afsluiting van de blaas (functie van de sluitspier) wordt bepaald door de blaaskatheter langzaam uit de blaas terug te trekken naar buiten toe. Daarna worden slangetjes en plakkers verwijderd en is het onderzoek afgelopen.